Begrippen oefenen: meest, minst, evenveel, zwaarder, lichter
Reeksen maken: was niet zo gemakkelijk!
Oefenen op ééntje minder!
Boetseren van een sierlijke knoop!
Voorbereidend schrijven: knoop versieren!
Letters zoeken van het woord; knoop
Gezelschapsspelletje: Jongens tegen de meisjes: om ter eerst hun jas vol met knoopjes!
De jongens hebben het kunnen halen tegen de meisjes!